Onlangs heeft de rechtbank Midden-Nederland bepaald, dat als het gaat om de Wlz, het zorgkantoor een ouder niet zomaar kan afwijzen als gewaarborgde hulp, als deze de enige zorgverlener is en daarnaast ook de vertegenwoordiger van de budgethouder (zijn of haar kind). In een eerdere uitspraak door de rechtbank Midden-Nederland en in een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam is dezelfde conclusie getrokken.
De rechtbank is van mening dat in de situatie waarbij de ouder zowel zorgverlener als bewindvoerder en mentor is van zijn of haar eigen kind, op voorhand geen pgb geweigerd kan worden vanwege de angst voor belangenverstrengeling in de toekomst.
- Wanneer het zorgkantoor het pgb vooraf al wil weigeren, moeten hier goede argumenten voor zijn.
- Alleen het argument dat de ouder ook de enige zorgverlener en de vertegenwoordiger van zijn of haar eigen kind is, is dus niet voldoende.
- Het zorgkantoor mag daarom ook niet zomaar de extra voorwaarde stellen dat een extra externe zorgverlener nodig is.
20-uursnorm
Daarnaast wordt in de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland ook ingegaan op de regel die zorgkantoor Zilveren Kruis wil hanteren, namelijk dat de gewaarborgde hulp maximaal 20 uur zorg mag leveren. Ook die voorwaarde mag het zorgkantoor van de rechter niet stellen.
- Het leveren van maximaal 20 uur zorg per week is geen reden om het pgb af te wijzen.
- Een gewaarborgde hulp afwijzen omdat deze meer dan 20 uur zorg per week gaat leveren mag het zorgkantoor dus ook niet doen.
In dit geval was de moeder de gewaarborgde hulp en de zorgverlener en mag zij dus gewoon 40 uur zorg per week leveren, net als alle andere informele zorgverleners.
Wat vinden wij?
Wij vinden dat altijd maatwerk moet worden toegepast en dat een ouder die zorgverlener wil zijn plus gewaarborgde hulp van zijn of haar eigen kind, dit in de meeste gevallen gewoon moet kunnen.
Pas wanneer de ouder als gewaarborgde hulp niet geschikt is moet het zorgkantoor duidelijk kunnen aangeven waarom dat zo is. Wanneer hier goede argumenten voor zijn en dit in het belang is van de budgethouder, kan de gewaarborgde hulp worden afgewezen.
Wij denken dat deze uitspraken recht doen aan de keuzevrijheid die budgethouders en vertegenwoordigers binnen het pgb nodig hebben, in het belang van goede zorg en ondersteuning.