Brandveilig gebouw

Initiatieven voor mensen met een beperking moeten zo rook- en brandwerend zijn dat de bewoners veilig kunnen worden geëvacueerd.

Daarvoor moeten er rookmelders zijn, vluchtwegen, brandwerende scheidingen, brandmeld- en ontruimingsalarminstallaties en blusmiddelen. Meer informatie staat in de checklist.

Checklist maatregelen voor een brandveilig gebouw

Brandveilige bouw

Het gebouw moet zo zijn gemaakt dat voortschrijdende instorting bij brand wordt voorkomen. Dat is te bereiken door de constructie van het gebouw, de keuze van bouwmaterialen, plaatsing van verbrandingstoestellen en uitvoering van rookafvoerkanalen.

Compartimentering

Een brandcompartiment houdt de hitte en rook van een brand enige tijd tegen waardoor er meer tijd is voor ontruiming en minder hulp nodig is om de bewoners buiten dat compartiment in veiligheid te brengen. Compartimentering bestaat uit rook- en brandwerende scheidingen, branddeuren (al dan niet zelfsluitend), automatische brandmelders en handbrandmelders. Toegestane alternatieven zijn bijvoorbeeld een watermist- of sprinklerinstallatie.

Een groepszorgwoning van minder dan 500 m2 (bij nieuwbouw) of 1000 m2 (bij bestaande bouw) mag uit 1 compartiment bestaan. Het is veiliger als iedere wooneenheid een eigen subcompartiment vormt. Dan is er meer tijd om de bewoners van de andere wooneenheden in veiligheid te brengen. In een zorgclusterwoning vormt elke woning een compartiment. Bij brand in de ene woning is er genoeg tijd om de andere woningen te ontruimen.

Zelfsluitende deuren met drangers en kleefmagneten zijn niet nodig om de wooneenheden af te sluiten, maar wel om verschillende gemeenschappelijke verkeersruimten (portieken en galerijen) af te scheiden.

Vluchtwegen

De vluchtwegen moeten goed zijn uitgedacht zodat er bij brand voldoende tijd is om bewoners te evacueren. Vluchtwegen moeten vrij van obstakels zijn. Ook moeten de huisnummers goed zichtbaar zijn zodat de brandweer weet waar bewoners kunnen zijn. In een groepszorgwoning worden hoge eisen gesteld aan vluchtwegen omdat een bhv’er de woning binnen 15 minuten moet kunnen ontruimen.

Rookmelders

In de wooneenheden en de gemeenschappelijke ruimte moeten automatische rookmelders zijn en in de gemeenschappelijke ruimte ook handrookmelders. De rookmelders zijn gekoppeld aan de brandmeldinstallatie.

Brandmeldinstallatie, ontruimingsalarminstallatie, blusmiddelen

Een brandmeldinstallatie is een kostbare maar noodzakelijke voorziening voor initiatieven. Wanneer een rookmelder rook detecteert geeft de brandmeldinstallatie interne (een automatische melding om te ontruimen) en externe meldingen af. Wat er precies gebeurt in welke situatie hangt af van het type gebruik en van de zorgvraag van de bewoners. Meldingen kunnen zijn:

  • De ‘zorgpost’ in het initiatief, dus de aanwezige medewerkers;
  • Eventueel zorgverleners in andere delen van hetzelfde gebouw;
  • Eventueel een zorgcentrale buiten het gebouw;
  • Eventueel een Particuliere Alarmcentrale;
  • Eventueel een Regionale Alarmcentrale (de brandweer).

Om een brand te kunnen blussen zijn er in de woning onder meer brandslanghaspels, bluswatervoorzieningen en blustoestellen nodig.

Bewoners met een auditieve of visuele beperking kunnen een alarmsignaal misschien niet opmerken. Zij hebben speciale flitsers en trillers nodig die een alarm kunnen overbrengen. Die waarschuwingssystemen worden vergoed door de zorgverzekeraar (uit het basispakket).

Meer informatie is te vinden in het infoblad Brandmeldinstallatie en ontruimingsalarminstallatie.